Siciliaanse zoutwinning - 3 |
Gisteren, zondag 1 september 2013, was het groot in het
nieuws: ‘Eerder vast contract voor flexwerker’. Een mooie kop.
In theorie klinkt het allemaal heel erg mooi: “Flexwerkers
moeten na 2015 niet na drie jaar, maar na twee jaar in aanmerking komen voor
een vast contract. Dat is een van de punten uit een wetsvoorstel dat minister
Asscher voor advies naar de Raad van State stuurt. Asscher wil voorkomen dat
mensen tegen hun zin langdurig op basis van tijdelijke contracten bij dezelfde
werkgever moeten werken”.
Minister Asscher maakt een grote denkfout.
In de praktijk van alle dag worden namelijk de
flexibiliteitsmogelijkheden opgerekt. De randen van de wet worden door
werkgevers opgezocht. Mogelijkheden van uitzendcontracten,
detacheringscontracten en projectcontracten worden zo uitgebreid mogelijk gebruikt.
Alles om maar geen contract voor onbepaalde tijd met de gewaardeerde werknemers
aan gaan.
Maar er komt een moment dat een werkgever alle flexibele
mogelijkheden heeft benut en voor de keuze staat om een vast contract aan te
bieden. En dan blijkt het dat werkgevers – met pijn in het hart – afscheid nemen
van hun medewerker.
Weet je dit nog? Uit het rapport ‘Vacatures in 2011’ van het
UWV blijkt dat het aantal werknemers dat een vaste aanstelling kreeg, met maar
liefst 97% daalde. In 2011 kregen slechts 2.000 werknemers een vast contract.
In 2010 waren dit nog 83.000 werknemers.
Conclusie: het vaste contract lijkt met uitsterven
bedreigd te worden.
En dus is het verkorten van de periode dat er op flexibele
contracten kan worden gewerkt niet in het belang van de flexwerker. Want in
plaats van drie jaar neemt een werkgever al naar twee jaar afscheid van de
uitzendkracht, detacheringskracht of projectmedewerker.
De kop van gisteren zou moeten zijn ‘Eerder ontslag voor flexwerker’.
Natuurlijk heb ik ook alternatieven.
Want het is beter als werkgevers een langere intentie
afspreken met hun startende werknemers. Beter voor de werkgever en de
werknemer.
Leer-werk-overeenkomsten is een veel betere maatregel. Jonge
mensen komen in dienst van een werkgever: volgen een MBO-vakopleiding en doen
ervaring op bij hun werkgever. Met een diploma heeft iemand meteen waarde voor
een werkgever; voor zijn werkgever.
Dit kan door goede samenwerking tussen werkgeversclubs,
overheden en onderwijsinstellingen. En daarmee zal vraag en aanbod op de
arbeidsmarkt beter op elkaar aansluiten.
Ook zouden we naar een systeem kunnen gaan waar
werkgevers een inspanningsverplichting – of met andere woorden zorgplicht –
hebben voor hun oud-medewerkers. Ongeacht welk contract (uitzend, detachering,
project of vast) daaraan vooraf ging. En oplopend met iedere tijdsperiode dat
een medewerker langer bij zijn werkgever werkt.
Als onderdeel van een grotere arbeidsmarkthervorming.
Tsja, als ik het eens voor het zeggen zou hebben.
Dan zou de kop zijn ‘Meer kansen voor alle werknemers’.
Groet,
Bert Sonneveld
Econoom | Europa | CDA
Reacties
Een reactie posten